‘Alle papa’s komen!’ - Met Kop en Staart
15981
post-template-default,single,single-post,postid-15981,single-format-standard,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-theme-ver-9.1.3,wpb-js-composer js-comp-ver-4.11.2.1,vc_responsive

‘Alle papa’s komen!’

01 mrt ‘Alle papa’s komen!’

Martijn Vooren (1977) en Stephan ter Avest (1977), vaders van Anna (2012) en Sofie (2014). Martijn is directeur van een basisschool, Stephan is docent op een basisschool


De dochters van Martijn en Stephan zijn geboren in de Verenigde Staten. Dat is een van de weinige landen waar homo-stellen terecht kunnen om een kind te adopteren. De weg was lang. Maar het geluk nu is groot.

Martijn: ‘Wat wij nu hebben is voor ons nooit vanzelfsprekend geweest. Dat we hier wonen, met twee dochters… Vanaf het moment dat ik er op mijn veertiende achter kwam dat ik op jongens viel, heb ik het vaderschap in gedachten weggestreept. Het was geen onderwerp voor mij. Voor Stephan wel.’

Stephan: ‘Het vaderschap leek me gewoon het mooiste wat er was. Ik wilde heel graag kinderen. Het liefst biologische. Dat je je genen doorgeeft.’

‘Dat had ik helemaal niet. Kan mij die genen schelen. We hebben nog wel de mogelijkheden uitgezocht, hoor. Want hoe langer we samen waren, hoe meer we naar elkaar toegroeiden in die kinderwens. We bespraken het met een vriendinnen-stel. Misschien konden we met z’n vieren…? Maar dit hebben we uiteindelijk niet doorgezet: je gaat met elkaar een band aan voor de rest van je leven. Dat vonden we best een groot ding.’

‘Vooral het idee dat je het ouderschap dan moet delen. Dat je je kinderen een week niet ziet. Wij wilden alles of niks. We wilden een gezinnetje voor onszelf. We wilden het zelf doen.’

‘Anna en Sofie zijn allebei in Amerika geboren. In 2007 startten we met de adoptieprocedure. Amerika is een van de weinige landen die het homo’s toestaat kinderen te adopteren. Het land waar de kinderen worden geboren, bepaalt de adoptieregels. Toen we begonnen met de procedure was adoptie vanuit de Verenigde Staten nog een beetje schimmig gebied. Homo-stellen die een kind adopteerden: dat was nieuw. We kenden ook helemaal geen homo-stellen met kinderen. Ja, Paul de Leeuw. We zagen foto’s van hem met zijn geadopteerde kinderen en dat triggerde wel. Zouden we dat niet kunnen doen?’

“We kenden ook helemaal geen homo-stellen met kinderen. Ja, Paul de Leeuw”

‘We hadden geen idee waar we moesten beginnen. Zijn gewoon gaan zoeken op internet. We ontdekten een internetforum van homo-stellen met dezelfde wens en zoektocht. Dankzij die site hebben we heel veel geleerd en veel mensen ontmoet met wie we praatten over de mogelijkheden en onmogelijkheden. Het is namelijk nog best wel ingewikkeld. We moesten zelf contact opnemen met het adoptiebureau in Amerika en onze wens uitleggen. Het Nederlandse ministerie van Justitie moest dat bureau vervolgens goedkeuren.’

‘Precies in die tijd leek het er op dat de politiek adoptie vanuit Amerika ging verbieden. Het was echt heel spannend.’

‘Stap voor stap kwamen we verder. We volgden verplicht een cursus “Adoptie” waarin we er onder andere bewust van werden gemaakt dat er bij adoptie ook altijd een biologische familie zou zijn en hoe we daar dan mee om zouden gaan. Wij hoopten dat we contact met de moeder zouden kunnen hebben. We vinden het belangrijk dat kinderen dingen weten over de biologische ouders. We moesten naar de Raad voor de Kinderbescherming en werden medisch gekeurd. We moesten een profielboekje maken waarin we onszelf voorstelden en vertelden hoe we de opvoeding zagen. Met foto’s.’

‘Geen foto’s van Sinterklaas en Zwarte Piet, alcohol of honden….’

‘Op basis van zo’n boekje kiezen de moeders de ouders voor hun kindje uit.’

‘En vervolgens hoorden we twee jaar niks. Inmiddels waren we al drie jaar bezig met vader worden. En toen kwam dat mailtje. Op Kerstavond 2012.’

‘Het adoptiebureau mailde dat er een match was. We lazen over een zes maanden zwangere vrouw die ons had uitgekozen om de ouders van haar kindje te worden en dachten “ja”. Het hele verhaal klopte. Het voelde direct goed. We gingen kleertjes bij elkaar zoeken en haar kamer inrichten. Zaten echt op een roze wolk. Pas vlak voor vertrek realiseerde ik me dat de andere kant van ons gelukkige verhaal er ook was: de pijn, het verdriet en de ellende van de moeder… Daar voel ik me nog weleens schuldig over, dat ik daar pas zo laat bij stilstond.’

‘Theoretisch kon het ook nog zo zijn dat het hele verhaal niet doorging. De moeder heeft tot een paar dagen na de bevalling het recht om te zeggen: “Ik ga het zelf doen”. Dat is haar fundamentele recht.’

‘We hebben allebei heel veel waardering voor de moeders van onze kinderen. Dankzij hen hebben wij wat we willen. Ons mooie leven is verbonden met het verdriet daar. We geven onze kinderen mee dat  hun moeders een mooie en dappere keus hebben gemaakt. Dat ze heel erg gewenst zijn en bij ons opgroeien omdat hun moeders ervan overtuigd zijn dat het beter voor hen is.’

“We hebben allebei heel veel waardering voor de moeders van onze kinderen. Dankzij hen hebben wij wat we willen”

‘Toen we Anna gingen ophalen, verbleven we drie weken in een huurhuisje. Daar zorgden we met z’n tweeën de eerste weken voor Anna. Zonder vrienden, zonder onze moeders die het beter zouden weten. Dat was zo goed.’

‘Anna sliep alleen zo ontzettend veel. Ze werd alleen wakker voor een flesje en daar zaten we dan allebei bij bovenop, haha.’

‘Sofie kwam twee jaar later. Haar moeder is een Mexicaanse, net als Anna’s moeder. Dat vonden we heel fijn. Dat leek ons prettig voor de meiden, dat ze die afkomst enigszins deelden. Ze groeien trouwens ook close op met hun nichtje. Mijn zus woont hier vlakbij. Zij is een alleenstaande moeder. De kinderen zijn vier dagen per week samen. Eén dag in de week past mijn vader op zijn drie kleinkinderen, in het huis van mijn zus. Zij is wat je zou kunnen noemen “een perfecte moeder”. Ze heeft altijd alles voor elkaar. Bijpassend ondergoed, dat soort dingen. Wij doen maar wat.’

‘Nou…’

‘Ik bedoel, dat je alles altijd op tijd klaar hebt. Cadeautjes voor de juf. Kleren in setjes. Anna en Sofie woonden de eerste drie weken van hun leven bij dezelfde pleegmoeder, een heel lieve vrouw. Vlak voor vertrek naar Nederland, na de geboorte van Sofie, gingen we bij haar langs. Anna was daar ook bij. We hadden haar sokjes aangetrokken met van die strikjes. De strikjes zaten aan de binnenkant van haar been. Dat kon niet. Nee, ze moesten aan de buitenkant en we kregen de opmerking dat meisjes er altijd netjes moesten bijlopen, ook als ze twee vaders had. En ze mocht geen snotneus hebben. Volgens haar liepen Nederlandse kinderen altijd met snot uit hun neus…’

‘We hebben van meer mensen adviezen gekregen hoor. Hoe we de haren moesten doen, en hoe de was. Anna huilde veel in het begin: “Ze heeft wel meer rust nodig, hoor”. En dan zei mijn moeder weer: “Laat haar nou eens huilen. Gewoon even doorpakken.” Daar werd ik wel onzeker van.’

‘Maar we vinden eigenlijk wel dat we het goed doen. Natuurlijk staan we stil bij de vraag welk effect de adoptie heeft op ze. Anna kan zichzelf afschermen. Dan straalt ze aan alle kanten uit dat ze niet wil dat je dichtbij komt. Dan denk ik wel even: is dit karakter of een gevolg van de adoptie…? We hebben geen rolmodellen in de omgeving. Hier kunnen we trouwens wel in begeleid worden door professionals. Maar eigenlijk gaat het gewoon goed. Vinden wij.’

“We kregen de opmerking dat meisjes er altijd netjes moesten bijlopen, ook als ze twee vaders had. En ze mocht geen snotneus hebben”

‘Ik vind het heel belangrijk om de meiden zichzelf te laten zijn. Toen ik ontdekte dat ik op mannen viel, vroeg ik me af of ik wel kon zijn wie ik was. Ik heb een tijd geworsteld met mezelf.’

‘Ik heb tot mijn twintigste “gewoon” vriendinnen gehad, totdat ik Martijn ontmoette. Ik heb dat deel van mijzelf onbewust weggeduwd, denk ik. Maar nadat ik jou had leren kennen, was het direct duidelijk.’

‘Ja, we waren zó verliefd.’

‘We laten in alles merken dat we waarderen dat ze zichzelf zijn. We willen hen zo sterk maken dat ze zelfbewust kunnen omgaan met wat ze in hun leven tegenkomen.’

‘Omdat de meiden niet letterlijk “van ons” zijn, projecteren we onszelf niet op hen. Misschien is het voor ons makkelijker om de kinderen helemaal “van zichzelf” te laten zijn dan dat dit voor biologische ouders is.’

‘Anna wil heel graag lange blonde haren. “Zoals alle prinsessen op televisie”.’

‘Ja… Ik zeg weleens dat ik haar kleurtje zou willen hebben. Maar ja. Wat we ze ook heel graag willen meegeven: het is mooi om mensen om je heen het goed te laten hebben. De mensen om je heen gelukkig laten zijn. Mijn ouders waren altijd bezig om ons mooie ervaringen te geven. Alle kinderen keken uit naar mijn kinderfeestje. Mijn vader organiseerde de leukste dingen. Met Sinterklaas kwamen de meest schitterende surprises tevoorschijn. We kampeerden vaak met z’n allen.’

‘Misschien ben je wel iets te beschermd opgevoed.’

‘Ja, dat zeg jij altijd. Mijn ouders hielden inderdaad veel van ons weg. En ze gaven ons nooit het idee dat we iets móesten. Mijn vader is wel een rolmodel voor mij. Ik kan nog steeds op hem terugvallen, ook in praktische zin. Hij kwam gisteren langs op school. Er moesten voor vijf uur die dag enveloppen de deur uit. Die heeft hij zitten schrijven. Maar met onze meiden ben jij meer beschermend.’

 

‘Ze kunnen en willen steeds meer. Dat vind ik spannend. Klimmen ze ineens in een boom. Jij vindt dat leuk, ik roep “Wat zit je hoog!”. En jij dacht dat Anna doof was. Moest ik in de kamer geluidjes maken om te kijken of ze daarop reageerde. Ze was tien weken!’

‘Ja, erg hè. Maar jij maakte je met vijf maanden druk dat ze nog niet van buik naar rug kon rollen. Nou, ze leren allemaal lopen, hoor. Die drie weken dat we met Anna in Amerika waren, voordat we naar huis gingen, kregen we ook wel eens te horen dat ze, nu ze zoveel weken oud was, wel gestimuleerd mocht worden in het een of ander. Dat is zo Amerikaans. Bij ons sliep ze lekker de hele dag.’

“Misschien is het voor ons makkelijker om de kinderen helemaal “van zichzelf” te laten zijn dan dat dit voor biologische ouders is”

‘Toen de meiden net bij ons kwamen, is Steef twee keer een half jaar thuis gebleven. Hij kon dat goed regelen met zijn baan. En hij kan, meer dan ik, enorm genieten van dat hele kleine. Als alles zich nog moet ontwikkelen. Daardoor waren de meiden in het begin vertrouwder met hem dan met mij.’

‘Maar dat veranderde later. Toen werd ik ineens “de tweede papa”. Daar moest ik wel aan wennen.’

‘Nu is het net als bij andere ouders, kan ik me zo voorstellen. De een voor dit, de ander voor dat en dat wisselt dan voortdurend. Ze zijn wel een beetje aan het zoeken naar hoe ze ons moeten noemen. Papa Martijn, Papa Steef, of alleen de voornamen. Anna riep laatst: “Alle papa’s komen!” Dat was ook een goeie’.

Misschien missen ze een moeder als ze in de puberteit komen. Maar we hebben heel veel heel leuke vrouwen in onze omgeving. Die gaan ons echt wel helpen.’

‘Ja, dat is nog iets dat ik ze graag mee wil geven: sociale vaardigheden. Ik heb een paar hele goede vrienden. Ik vind het zo belangrijk dat je vrienden maakt. Dat je mensen om je heen verzamelt aan wie je je kunt spiegelen. Ik denk dat je minstens zoveel aan sociale dan aan cognitieve vaardigheden hebt. Daar kan ik me wel zorgen over maken: vallen ze buiten de groep? Krijgen ze hier last van? Dit is misschien toch wel projectie… Maar goed, ik leer ze dus wel dat het belangrijk is om mensen te groeten enzo.’

“Ik weet dat sommige mensen het woord “buikmoeder” gebruiken omdat het meer afstand schept. Maar wij willen in geen enkel opzicht de moeders te kort doen”

‘Met beide moeders, de buikmoeders wordt wel eens gezegd maar dat vind ik geen prettig woord, hebben we regelmatig contact. Ik weet dat sommige mensen het woord “buikmoeder” gebruiken omdat het meer afstand schept. Maar wij willen in geen enkel opzicht de moeders te kort doen. Deze vrouwen zijn hun moeder. En ze groeien op bij twee vaders. Dat is ook goed. We willen graag zoveel mogelijk weten van de vrouwen weten, zodat we de informatie hebben als de meiden daarnaar vragen. Hoe meer ze weten, hoe duidelijker hun verhaal is. Maar de moeder is leidend in het contact. Zij geeft aan wat ze wel en niet wil. Als de meiden jarig zijn, denken we altijd aan de moeders en sturen we een mailtje, met een foto erbij. Soms een filmpje. We willen hen graag laten weten hoe het met de kinderen gaat. De moeder van Anna geeft aan dat ze dat wil weten. De moeder van Sofie wil dat ook wel maar vindt het contact lastiger. Dat snap ik zo goed…’

‘De moeder van Sofie belde ons een uur na de geboorte op. Ze wilde zelf vertellen hoe het was gegaan…. Ja, prachtig, hè. Zij heeft ook de naam Sofie uitgekozen. Ze had onderzoek gedaan naar populaire namen in Nederland en iets gezocht dat ook een beetje internationaal was. Dat vond ik mooi. Ze heeft echt nagedacht over de omgeving waarin haar dochter terecht zou komen. Ze vindt het trouwens heel fijn dat wij twee mannen zijn. Zij blijft nu de enige moeder. Ik ben er trots op dat ik nu váder ben. Ik ben niet alleen mán van, maar ook vader van. Daarom vind ik Vaderdag ook zo leuk. Wij krijgen gewoon twee keer een knutsel “Je bent een kei van een vader” of “Je bent een toffe peer”. Met Moederdag kreeg ik een bon voor een schoonheidsbehandeling-op-school-door-je-eigen-kind. Ik stelde voor om deze bon aan haar tante of oma te geven. Maar nee, ik moest. Dus daar zat ik op een bankje in de gymzaal tussen 23 vrouwen. M’n nagels werden gelakt.’

‘In Mexico is Moederdag een groot ding. Daar staan we hier ook bij stil. Ook dan sturen we iets naar Amerika. Zij zijn de moeders van de twee mensen van wie wij het meeste houden. Dat geeft automatisch een bijzonder band.’