Ondertussen bij de mensen thuis #4 - Met Kop en Staart
16113
post-template-default,single,single-post,postid-16113,single-format-standard,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-theme-ver-9.1.3,wpb-js-composer js-comp-ver-4.11.2.1,vc_responsive

Ondertussen bij de mensen thuis #4

02 mei Ondertussen bij de mensen thuis #4

‘Met mijn man had ik hier niet kunnen zitten. Oh nee, dat was niet gegaan. Mijn man was een vrijbuiter’.

In de aanloop naar Bevrijdingsdag elke dag een interview met een Arnhemmer: hoe overbrug jij deze periode?


#4: Hannie Ubbink (91) uit Klarenbeek

Hoe gaat het met u, in deze tijd?
‘Op het ogenblik gaat het wel. Ik ben nu een beetje sloom. Ik zit de hele dag opgesloten in mijn kamer. Ik ben wel eens opstandig, hoor. Maar dan pak ik mijzelf bij de broek en ga ik wat doen. Ik laat me hierdoor niet in de put praten. Ik ben niet voor niks 90 geworden. In een huis waar ik ooit woonde, had de keuken witte muren, witte tegels, een witte vloer. Dat vond ik zo saai! Toen heb ik met zwarte letters een tekst op de muur geplakt: “Beter 10 hoog, dan in de put”.’

Hoe ziet uw ‘thuis’ er uit?
‘Ik woon in een kamer van de Drie Gasthuizen Groep op de Rosendaalseweg. Vanaf mijn stoel aan het raam, kan ik mijn hele kamer overzien. Het slaapkamergedeelte in de hoek, de doucheruimte daar achter en aan de andere kant is een keuken aangebouwd. De violen voor het raam heeft een van mijn zoons neergezet. Ik zit op de begane grond en kan soms naar buiten. Dat is fijn, maar ik kan niet lang staan.’

‘Ik laat me hierdoor niet in de put praten. Ik ben niet voor niks 90 geworden.’

 

Hoe overbrugt u? Waar wordt u in deze periode blij van?
‘’s-Morgens lees ik de krant, met zo’n speciaal instrument. Mijn ogen zijn niet goed meer. Ik luister naar de radio en naar boeken. Door mijn ogen kan ik de televisie niet goed zien. Soms belt er een nicht. ’s-Morgens wordt de koffie gebracht, in de middag soep en thee. Als de schoonmakers komen, help ik mee. Bed opmaken hoeft niet, zeg ik altijd. Dat doe ik zelf. Ik maak mijn dagen zo aangenaam mogelijk. Ik heb niet veel nodig om vermaakt te worden. Ik heb ook niet veel mensen nodig. Mijn man is vijfentwintig jaar geleden overleden. Nou, ik had niet met hem hier kunnen zitten. Oh nee, dat was niet gegaan. Mijn man was een vrijbuiter. Die had dit binnen zitten nooit gekund. Mijn zus is zestig jaar getrouwd met haar man. Ik ben blij dat ik dat niet hoef mee te maken. Zestig jaar! We hadden een goed huwelijk, maar ik ben ook een mens alleen.’

‘Gisteren mocht ik boodschappen bestellen en ze zelf ophalen bij de winkel hier. Maar voordat ik weg kon, kwam iemand van de verpleging het alweer brengen. Dat vond ik toch jammer…’


Wat neemt u uit deze tijd mee naar straks?
‘Niks. Om mijzelf te beschermen doe ik mee aan alle maatregelen. Maar diep in mijn hart wil ik allemaal dingen doen. Gisteren mocht ik boodschappen bestellen en ze zelf ophalen bij de winkel hier. Maar voordat ik weg kon, kwam iemand van de verpleging het alweer brengen. Dat vond ik toch jammer… Het zijn kleine dingen, maar… Ik heb jaren bij Het Gilde gezeten en stadswandelingen gemaakt met groepen mensen. Ik weet alles van Arnhem. Ik kwam overal. Als meisje van vijf liep ik al hier over de Rosendaalseweg aan de hand van mijn moeder. Van vijf generaties uit mijn familie weet ik precies wie waar heeft gewoond.’

Als we ‘alles’ weer mogen, met wie gaat u dan samen eten?
‘Dat weet ik niet… Mijn man was niet van buiten de deur eten. Als er een familie-etentje was, gaf hij niet thuis. Ik zou het wel heel leuk vinden als mijn Poolse buurvrouw van de Van Muijlwijkstraat langskwam. Misschien kunnen we naar een tea-party in Dudok. Zoiets vind ik wel gezellig.’